03/ Kort Verhalen

Beste Lezers,

Hierbij enkele van mijn meer en minder geslaagde Kort Verhalen

1/De Geit

kerststal

Ze had het er nu wel mee gehad, de godganse ochtend had die weerspannige geit haar al bezig gehouden. Vanochtend waren de buren, net voor ze naar hun werk vertrokken, haar komen zeggen dat ze haar hadden zien lopen aan de rand van de heide, een kleine honderd meter verder.Vooraleer ze de kans had gehad haar meest comfortabele jeans aan te doen, een trui over haar hoofd te trekken, haar jas mee te graaien en ondertussen een poging te doen om als een pinguïn ronddansend haar laarzen aan te schieten, was de geit al een heel eind opgeschoten.

Langzaam liet ze zich nu neerzakken op een eenzame bank aan het begin van het wandelpad, om haar laarzen uit te trekken en haar jeans ter hoogte van haar kuiten dubbel te vouwen zodat de pijpen beter in haar rubberlaarzen schoven en het stappen iets comfortabeler werd. Ze fatsoeneerde haar blonde weerspannige haar met een snelle beweging en stond terug op om met haar kin lichtjes opgeheven de einder af te speuren. Het zat haar echt niet mee deze ochtend. Om te beginnen hadden ze zich overslapen, die stomme klokradio had het laten afweten door een elektriciteitspanne midden in de nacht. Nadat ze haar man en beide kinderen had buiten gewerkt, de ene naar zijn werk en de beide anderen naar school, had de kat trots als een krolse kater een levende muis mee binnen gebracht van haar nachtelijke strooptocht en deze doodleuk in de woonkamer losgelaten. Om daarna rustig op zijn buik liggend te wachten tot ze weer voorbijliep. Zelf lag ze nog languit op de vloer, met een borstelsteel onder de kast te poken om er die verdomde muis onderuit te jagen, toen de buren haar deurbel begonnen te testen op haar duurzaamheid.

_

Hij had ze ondanks de druilerige regen, die nu ook van zijn wenkbrauwen begon af te druppelen, reeds van ver gezien. Vanop de zandrug waarop hij stond zag hij hoe ze rustig, hier en daar aan het schaarse gewas knabbelend dat spaarzaam tussen de heide groeide, toch langzaam zijn richting uitkwam. Hij sloeg de klamme deken iets beter rond zijn smalle schouders en keek bedachtzaam rond. Ze hadden sinds ze twee dagen geleden op de heide toegekomen waren niets meer gegeten. Geld hadden ze al lang niet meer. Hun laatste wisselgeld hadden ze moeten afgeven aan de twee duistere figuren die hen in het midden van de nacht uit de auto hadden gezet, net aan de ingang van de heide.

Gelukkig waren het slechts enkele fanatiekelingen die er met dit natte decemberweer kwamen rondwandelen en de kleine schuilplaats de hij samen met zijn vrouw had gebouwd viel helemaal niet op in het landschap. Ze wisten niet waar ze waren, dat hadden ze hun niet gezegd. En van de vreemde klanken die ze af en toe hadden opgevangen verstonden ze ook niets. Daarom leek het hun raadzaam om voorlopig geen contact met andere mensen te zoeken, tot ze er zeker van waren dat ze niet teruggestuurd zouden worden. Terug naar hun land waar terreur en angst heerste.

Terwijl hij rondkeek viel zijn oog op een verweerd touw dat rond de stam van de stevige den, waaronder hij zich schuilhield, gebonden was. Met zijn zakmes sneed hij het door, rolde het op en stak het langzaam met zijn blik op het naderende dier gericht in zijn zak.

_

Het groene plastiek boven haar hoofd begon lichtjes door te buigen. Met een aantal bijeengesprokkelde dikke takken had hij tijdens de nacht het karton dat onder het plastiek zeil zat onderstut zodat ze een kleine ruimte hadden, juist voldoende om tegen elkaar liggend te slapen en om een beetje droog te zitten. Voorzichtig duwde ze het zeil een iets naar boven om het regenwater te laten weglopen in een oud plastiek teiltje dat hij samen met het oude gescheurde zeil, wat karton en wat pallethout in een container bij de superette aan de rand van het dorp had gevonden. Hij had haar op het hart gerukt om vooral geen vuur te maken tijdens de dag, de rook zou hen zeker verraden. Ze had ondertussen alle beschikbare dekens, die ze tijdens hun barre tocht hadden kunnen redden om zich heen geslagen, maar toch rilde ze. Deze temperaturen had ze nooit gekend. Waar zij vandaan kwamen werd het nooit zo koud en vochtig als in deze streek. Ondanks haar lege maag had ze niet echt honger. Ze was misselijk zoals de andere ochtenden sinds het begin van hun lange reis. Hij had haar gezegd dat het van de stress en de spanning was. Ze vertrouwde op zijn wijsheid. Ze hoopte dat hij niet te lang zou wegblijven, dat hij snel terug bij haar zou komen om haar warm te houden, samen tegen elkaar aan onder de deken zittend.

_

Ze was nu vlakbij de boom waar hij zich in schuilhield, nog enkele ogenblikken en ze bevond zich juist onder hem. Hij zou zich vanuit de boom boven op haar laten vallen en haar poten met het stuk touw uit zijn broekzak bij elkaar binden. Hij zou zijn jachttrofee mee naar hun schuilplaats nemen en later vannacht slachten en villen. Hij had dit als jonge knaap nog van zijn vader geleerd. Toen gebeurde het alleen voor speciale gelegenheden. Maar nu was het bittere noodzaak.  Het vlees konden ze dan boven een klein vuurtje, dat ze rondom rond afschermden om hun stek niet prijs te geven, roosteren. Het zou hen terug kracht geven om verder te trekken richting kust om vandaar via de tunnel het beloofde land te bereiken.

Hij mocht vooral niet te vroeg en zeker niet te laat springen het kwam op een fractie van een seconde aan. Hij moest ook muisstil zijn, het kraken van het kleinste takje kon als voldoende zijn om het nietsvermoedende dier te laten vluchten, en zou hij eraan zijn voor zijn moeite. Hij had slechts één kans. Voor hij het zelf goed en wel besefte lag hij bovenop het jammerende dier. Hij probeerde met één hand de vier spartelende poten bij elkaar te brengen om er snel met zijn andere hand het touw omheen te slagen. Hij trachtte het blatende dier enigszins te kalmeren terwijl hij het over zijn schouder legde, wat hem slechts gedeeltelijk lukte.

_

Met een ruk bracht ze haar hoofd omhoog. Ze was juist moedeloos langs de rand van het wandelpad gaan zitten,  haar haren kleefden tegen haar gezicht. In haar haast had ze de jas van haar man aangeschoten maar die had geen capuchon.  Ze stond op het punt om haar zoektocht op te geven en terug naar huis te gaan. Ze zou de volgende dag samen met haar man, die van een schaars vrij weekend kon genieten, dat dwaze beest wel komen zoeken. Een dag en een nachtje op de heide zou de geit wel overleven. Maar net tijdens die overpeinzing dacht ze haar te horen. Dat was ze. Ze herkende het jammerende gemekker dat haar elke ochtend begroete toen ze haar eten ging brengen.Het kwam van haar rechterkant en het was nu heel duidelijk. Snel stond ze recht en liep in de richting van de grove den die bovenop een zandrug groeide.  Juist toen ze hijgend boven op de zandduin kwam zag ze hoe een verschrikte man haar richting uitkeek.

Hij keek haar aan terwijl hij het dier terug op de grond legde. Langzaam kwam hij recht en keek haar met één hand in zijn broekzak angstig aan. Ze verstijfde. Ze zag hoe de man zijn hand met daarin een mes geklemd langzaam uit zijn broekzak haalde. Hij nam een stap naar voor en bracht zijn hand met het mes erin naar voor. Ze kon niet meer bewegen van de angst, ze wou een gil slaken maar verder dan haar mond in een geluidloze grimas te trekken kwam ze niet. Het leek een eeuwigheid zoals ze daar beiden stonden. Zij wild om zich heen kijkend, op zoek naar een vluchtweg. Hij met angstige ogen naar haar starend het mes in zijn hand. Langzaam draaide hij zijn pols en opende, haar nog steeds bang aankijkend, zijn vingers waarbij het zakmes met een doffe plof in de doorweekte heidegrond viel. Bijna gelijkertijd plofte hij op beide knieën en begon  even hard te jammeren als de geit  die nog steeds gebonden  naast hem lag.

_

Op dat moment verdween alle kracht uit haar knieën en ze zakte bijna op hetzelfde ogenblik samen met hem door haar benen. Gedurende een tijdje staarden ze elkaar aan op amper een meter van elkaar, zonder dat ze een woord kon zeggen. Langzaam drong het tot haar door hoe tenger de man was die voor haar zat. Voorzichtig sprak ze hem toe maar zijn jammerklacht was overgegaan in onophoudelijk snikken. Helemaal in elkaar gedoken met zijn gezicht diep in zijn vuile handen gedrukt zag ze zijn schouders onafgebroken schokken. Terwijl ze hem met zachte stem bleef toespreken kroop ze op haar knieën iets dichterbij. Juist dicht genoeg om haar hand op een van zijn vuile handen te leggen. Voorzichtig liet hij zijn handen zakken en keek haar onbegrijpend aan.  Radeloos keek ze om zich heen. Er was niemand, niemand die gezien had wat er gebeurd was, niemand die hen kon helpen. Ze keek naar de jammerende geit, wees ernaar en wees daarna naar zichzelf. Ze trok de deken verder over zijn schouders en wees nogmaals op de geit. De man boog het hoofd en bracht zijn hand, als had hij daarin iets om te eten, naar zijn mond. Hij herhaalde dit gebaar een paar maal. Plots wist ze wat hij bedoelde, hij wilde haar geit slachten en opeten. Ze begon opeens ongepast hardop te lachen, haar geit opeten, hilarisch! Maar even snel als ze was begonnen met lachen stopte ze. Die man had honger!

Ze keek hem aan en stond recht. Voorzichtig nam ze hem bij de elleboog en hielp hem ook recht. Ze maakte de knoop van het touw rond de poten van de geit los en deed het rond de hals van het dier. Teder nam ze de hand van de man en net, toen ze met de geit aan het touw in de andere hand terug naar de uitgang van de heide wilde gaan, trok hij zich los en bleef staan. Ze keek hem met vragende blik aan. Ze zag hoe hij zijn hoofd draaide en naar het landschap keek alsof hij twijfelde om het op een lopen te zetten. Ze nam zijn hand terug in de hare en keek hem op haar beurt vragend aan. Plots nam hij haar hand steviger vast en trok haar voorzichtig mee in de richting waarin heide gaan. Ze overwon haar angst en besloot hem te volgen.

_

Toen ze ongeveer een kwartier gestapt hadden en af en toe om beurten de onwillige geit hadden aangepord om verder te stappen, kwamen ze aan de geïmproviseerde schuilplaats aan. Ze hoorde hoe hij iets onverstaanbaars riep en zag hoe hij het zeil aan de ingang opzij trok.  Verschrikt deinsde hij even achteruit om direct daarna de schuilplaats binnen te gaan. Ze zag hem de hoop dekens weg trekken om het slappe lichaam van een jonge vrouw in zijn armen te nemen en tegen zich aan te trekken. Ze hoorde hem opnieuw verschillende keren iets roepen, waarvan ze ondertussen begrepen had dat het haar naam moest zijn. Snel doorzocht ze haar zakken naar haar mobieltje. Maar op hetzelfde moment zag ze die in haar gedachte op het kastje in de gang liggen, waar ze hem gelegd had om haar trui aan te schieten.Ze deed teken naar de man maar die had alleen oog voor de jonge vrouw. Ze liet het touw van de geit die ze nog steeds vasthield vallen en zette het op een lopen richting uitgang van de heide.

Ze was volledig buiten adem toen ze de achterdeur van hun woning bereikte. Gelukkig stond deze nog open, in haar haast om de geit te zoeken was ze haar sleutels vergeten. Die zag ze naast het mobieltje op het kastje liggen. Snel met trillende vingers belde ze het noodnummer. Ging met telefoon en sleutels terug buiten en sloot de achterdeur. Terwijl ze terug naar het infopunt van de heide liep hoorde ze in de verte de sirenes van de hulpdiensten. Ze besloot aan de ingang te blijven wachten tot ze er waren.

_

Hij had de mensen van de ambulance niet horen aankomen, hij keek pas op toen zij de kleine schuilplaats betrad en hem met zachte stem opnieuw geruststellend begon toe te spreken. Zij gebaarde hem om de jonge vrouw naar buiten te brengen en haar over te dragen aan de ambulanciers. Plots scheen hij te begrijpen wat ze bedoelde. Hij legde de jonge vrouw voorzichtig neer op de brancard en begon honderd uit tegen de verplegers te praten. Ze zag hoe hij samen met de vrouw in de ambulance werd geleid, die kort erna met loeiende sirenes voorzichtig de aardeweg afreed naar de uitgang toe. En dan werd alles vredig stil, tot het gemekker van de geit haar terug tot de realiteit bracht.

Ze nam het touw dat de geit nog steeds rond haar nek had in haar hand en keerde terug naar huis. Ze had die avond best wel wat te vertellen aan haar man.

_

Het leven ging gewoon verder. December ging voorbij en het voorjaar kreeg zijn mooie dagen. Regelmatig gingen ze samen een wandelingetje maken op de heide, maar de geit bleef thuis, in de tuin waar ze nu haar eigen goed afgesloten stek had.

Het was in het begin van de zomer ergens half juli toen plots de telefoon ging en ze de stem van de man herkende die ze op de heide ontmoet had. Aan de hand van enkele schamele woordjes zoals, dochter, huis, werk, taal leren, komen, feest schaap, begreep ze dat zij samen met de hele familie was uitgenodigd op een tuinfeest met een schaap aan het spit en andere traditionele gerechten.

De geit bleef met plezier thuis.

 

2/Een Vertellingeske Van De Streek

Het volgende verhaal heb ik in een gekuiste versie van het plaatselijk dialect geschreven.

rameyen

Héél héél lang geleden stonden er hier nog geen huizen en de streek was gekend als “Den Heikant”.

De streek van de Witte Wijven, die de mannen verloren deden lopen op de hei, de streek van  de Korenpater die de kinderen in ’t koren trok en hun grote teen afbeet om hun bloed op te zuigen en ze zo helemaal leeg te drinken, de streek van de dwaallichtjes die de mensen in ’t moeras lokten zodat ze verzopen en nog veel andere mottige schepsels waar ik nu geen tijd voor heb om dat allemaal uit te leggen.

In ’t kort vertelt : ’t was hier gezellig wonen.

Waar ik nu zit stond nog geen huis zoals dit, maar een klein hutteke. En in dat  hutteke  woonde er een vader, een moeder en twee kindjes, maar dat is een ander verhaal. Afijn, de Nonkel van die twee kindjes, Sus Van Balder van Zwette Kraai, want zo’n namen gaven ze de mensen toen, die zat elke zaterdagnacht, te vissen op de Nete aan d’Hellebrug. Ze noemden dat d’Hellebrug omdat de duivel daar in de buurt in de grond zou gekropen zijn toen Jezus hem met zijn kloten uit den hemel had gesjot. Maar daar geloof ik allemaal niet in.Dus, de Sus ging  daar  vissen.Maar daar gaat mijn verhaal eigenlijk niet echt over.

Ik wilde jullie vertellen over ’t Hof van Rameyen. Het Hof van Rameyen is een waterslot aan de oevers van de Nete tien minuten gaans van de Hellebrug, door de familie Berthout in de dertiende eeuw gebouwd.  Maar ik ga jullie niet vervelen met heel de geschiedenis van dat kasteel; alhoewel dat het wel interessant is.                                              Maar ik heb daar nu geen tijd voor. De tijd waar ik wil over spreken is hééél lang geleden, ik denk een jaar of 100….. Allee, juist voor onze tijd. De tijd dat er in de kerken nog Witte Paters “Hel en Verdoemenis “ kwamen preken, waardoor de meeste mensen een week of soms wel twee weken met “platte kak” liepen van de grote schrik. Eén van die paters die was die zelfde zaterdagavond, toen Sus Van Balder van Zwette kraai op de Nete zat te vissen,  te gast bij Meneer Bilmeyer, want die  woonde toen in het kasteel en  nodigde af en toe een eenzame pater uit om zijn goed hart te laten zien. Met het gedacht om zo zijn plaatske in de hemel te verdienen.

Afijn,  het dochterke van den Billemans, want zo noemden de mensen Meneer Bilmeyer ook , omdat hij toch wel een redelijk dik gat had; maar dat heeft minder belang. Dat dochterke was héél ziek, en ook héél lelijk. Ze keek redelijk scheel, had van dat droog vuilgeel muizenhaar en een gekloven vel met links en rechts serieus wat schimmel van de vochtigheid  en … ze stonk ook wel een beetje.  Kortom het kind was niet gelukkig.

Vooral ’s nachts lag dat jonk te huilen van de pijn omdat de linnen lakens van haar bed dat teer fragiel  velleke  nog meer deden barsten, tot bloedens toe. Den Billemans zat daar mee in, want de mensen die s ’avonds voorbij het kasteel liepen, die hoorden dat gejammer en die dachten dat het daar spookte.  Ze hadden ervaring met die grellige fenomenen in die tijd. En  er werd heel rap geroddeld in deze contreien. Misschien is dat bij jullie ook zo. Maar kom, dat doet hier niet ter zake.

Die zaterdagavond was het dus niet anders en Meneer en Madam Bilmeyer  en die Witte Pater, van wie nooit is geweten hoe hij hete, die zaten aan de tafel. Er werd gefret  dat het vet van hun kin liep en de wijn in plaskes  op de tafel bleef liggen van het  smossen.  Behalve Bilmeyer , die zijn eten smaakte toch niet en hij zat me zijn hoofd in zijn handen. Hij had precies geen honger.  Na de zeven gangen en het dessert, rijstpap met bruine suiker, want dat was een heel bekend dessert in die tijd, zei die Witte Pater tegen Mijnheer Bilmeyer: Bilmeyer, beste man, breng me bij uw dochter.                                Meneer Bilmeyer bekeek de Pater en wilde  vragen of hij zot geworden was. Met  een volle maag, barstensvol  lekker eten en een lekker dessert, de kamer van zijn zieke dochter binnengaan was precies geen goed idee. Het stonk daar naar alles wat ge niet wilt rieken : pis,  kak, spauwsel , natte frakken en vuil muizen.                                              Juist maar  om jullie een idee te geven hé.

Maar die Witte Pater hield niet af en Meneer Bilmeyer ging met hem naar boven. Hoe hoger ze gingen, hoe harder dat dat ziek jonk lag te jammeren; het  kon ook zijn omdat ze dichterbij kwamen. Daar ben ik wel niet helemaal zeker van. Maar, ’t kon zijn.

Die Witte Pater  ging de kamer van het dochtertje binnen en deed de deur achter zich dicht. En Meneer Bilmeyer bleef op den allée staan. Allee…, nu noemen ze dat de overloop in   ’t schoon vloms . Maar toen spraken  de mensen nog geen  schoon vloms  , ze verstonden het zelfs niet . Maar ik dwaal weer af. Ondertussen was het binnen in die kamer een lawaai en een geroep en een getier dat horen en zien verging. De chambrangs sprongen van de muren en de verf  begost  van de deur af te bladderen. Gevloek, gebleit, geklop ……………  en ineens, ineens : bonk !!!!!!  ………en de wijzers van alle klokken in het kasteel vielen naar beneden  op de zes!                                                                                            En toen werd het stil. Héél stil.

Het heeft lang geduurd vooraleer  Meneer Bilmeyer de kamer durfde binnen te gaan. Pas toen hij stillekes hoorde snikken had hij genoeg moed verzameld om te gaan kijken. Hij deed de deur open en ……………………op het vuile, vieze bed van zijn dochterke zat een beeldschoon meisje. Met schoon blonde krollekes en blauw ogen gelijk dat ge nog nooit hebt gezien; allez…, jullie misschien wel, maar ik toch niet. En daarbij, ge kunt dat niet weten, want ge waart er niet bij !

Wat er met die Witte Pater gebeurd is, heeft nooit iemand geweten. Er zijn mensen die zeggen dat het Jezus was, die hier nog rondliep want die was hier nog niet overal geweest langs dees kanten.  Maar dat weet ik zo nog niet. Want waar zou die dan geslapen hebben ?Maar ja, dat zijn mijn affaires niet. Iedereen doet wat  hij wilt hé.

Wat  de mensen van Gestel wel hebben gezien – en Sus van Balder van Zwette Kraai ook want die sloeg met zen botte  in’ t water van de Nete van ‘t verschieten – ge weet  nog dat die daar elke zaterdag  zat te vissen ,… aan d’Hellebrug, dat was een vuurflits die van ’t kasteel kwam en die recht aan d’Hellebrug de grond in schoot; Den Duvel zei iedereen ……….. Maar ik geloof dat zo nog niet.

Maar als ge aan de Nete  staat ter hoogte van de Hullebrug want zo noemen ze die brug nu ook uit grote schrik voor de duivel, en ge luistert héél aandachtig, dan hoort ge heel soms den duvel  jammeren in zen holleke. En als ’t heel koud is zeggen de mensen hier ook: Blèft in a holleke en pipt ni. Dat doen ze om de duivel bang te maken, in feite ook omdat ze het zelf in hun broek zouden doen moest hij toch tevoorschijn komen. Ze zouden rap platte kak  krijgen.

Ikke niet want ik geloof ik dat allemaal niet echt ………….

Of hoogstens een klein bietje …………

Mor, just mor een héél klein bietje zenne.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s